Hier vindt u een lijstje met 13 plantengroepen planten waarvan wij uitgebreide plantaanwijzingen hebben samengesteld. Wij hopen dat u hierdoor nog beter in staat zult zijn van de planten in uw tuin het doorslaande succes te maken waar we allemaal van dromen!
Acer
Verzorging
Japanse of Chinese esdoorns stellen een lichte, luchtige grond zeer op prijs. Verharde zandgronden en kleigronden moeten dus eerst verbeterd worden om succes met deze prachtige planten te hebben. U kunt minder geschikte gronden verbeteren door de hoeveelheid organische stof te vergroten/ Dat kan bijvoorbeeld met bladcompost, met aanplantgrond voor zuurminnende planten of Vivimus. Op sterk verdichte gronden kunt u de structuur verbeteren met lavakorrels voor vijverfilters of grof rivierzand. De grond moet zeer luchtig zijn!
Maak bij het aanplanten van uw esdoorn het plantgat minstens twee keer zo groot als de kluit en zorg ervoor dat de plantgatranden niet te scherp gedefinieerd zijn. Zeker als de omringende grond minder geschikt is, moet u de wortels een beetje voor de gek houden door de overgang van goede naar minder goede grond diffuus te maken. Wees, met name in het eerste jaar na aanplant, terughoudend met bemesting. In het voorjaar van het tweede jaar kan men zeer zuinig aan wat organische meststoffen toedienen. Esdoorns zijn geen echte kalkhaters, maar de zuurgraad van de grond mag bij voorkeur niet te ver boven 5,5 stijgen. U kunt een te hoge zuurgraad verlagen door het gebruik van bladcompost of aanplantgrond voor zuurminnende planten.
Winterhardheid
Japanse esdoorns zijn goed winterhard, als ze in rust zijn kan er niets mee gebeuren. Vermijd wel standplaatsen met veel tocht. In het voorjaar, april en mei, is het wel van belang om de planten te beschermen tegen late nachtvorst. Dit kan men bij kleine planten heel effectief doen door er een grote kartonnen doos overheen te zetten. Gebruik geen plastic beschermingsmateriaal zoals noppenfolie! Grotere planten lijden veel minder van een late nachtvorst, en zo ja, dan herstellen ze zich weer, wat bij jonge kleine planten veel moeilijker is. Luister in het voorjaar na het nieuws even naar het weerbericht. Als er sprake is van ‘vorst aan de grond’ bent U gewaarschuwd.
Ziekten en plagen
Er is eigenlijk maar één ernstige ziekte mogelijk, de bekende verwelkingsziekte (Verticillium). Het ziektebeeld is duidelijk. Sommige takken, bij kleine planten een enkele keer de hele plant, gaan verwelken, van boven naar beneden. Soms sterft de tak helemaal af, soms herstelt het zich weer. Er is niet veel aan te doen omdat de schimmel, die in de grond leeft, door de wortels in de plant komt en de vaatbundels verstopt. De schimmel kan niet echt leven in luchtige grond, de esdoorn niet in sterk verdichte grond, dus luchtige grond is van groot belang. Bovendien kan het gebruik van effectieve micro-organismen de weerbaarheid van de plant tegen deze vervelende schimmelziekte sterk verbeteren. Het verdrogen van bladpunten bij esdoorn is geen ziekte, maar wordt in veruit de meeste gevallen veroorzaakt door te verdichte zuurstofarme grond, vaak het gevolg van teveel watergeven. Waar water zit kan immers geen lucht zitten. Ook overbemesting kan dit schadebeeld opleveren. Als dit beeld optreedt kunt u het beste de grond losser en luchtiger proberen te maken en direct stoppen met watergeven of bemesten.
In het voorjaar, als het jonge blad ontluikt kunnen er soms veel blad- of wolluizen aanwezig zijn. Dit is vervelend maar de plant lijdt er meestal niet echt onder. Mocht het toch sterk groeiremmend zijn is het spuiten met een knoflookextract meestal afdoende. Huismiddeltjes als spiritus en zeepsop raden wij van harte af. Het middel propanal-R van Ecostyle lijkt effectief te zijn tegen wolluis.
Snoei
Het snoeien van esdoorns is zeer eenvoudig. Wel moeten er een aantal eenvoudige regels in acht worden genomen. Lichte vormsnoei kan het beste hartje zomer worden uitgevoerd. De plant maakt dan snel wondweefsel waardoor de kleine snoeiwonden weer dichtgroeien voor de winter. Wilt u uw esdoorns zwaarder snoeien kies dan december als snoeimaand. Later in de winter snoeien kan problemen opleveren met bloeden. Wees vooral niet te bang om de schaar of de zaag te hanteren, met name Japanse esdoorns reageren uitstekend op snoei. Het is niet voor niets dat het de populairste plant bij het maken van Japanse bonsai is.
Bomen
Bomen planten: hoe doe je dat?
Maak een plantgat dat tweemaal zo breed en zo diep is als de kluit van de boom. Meng de grond die uit het plantgat komt met een humusrijke aarde, zoals bladcompost, onbemeste tuinnaarde, Vivimus of een vergelijkbare biologische bodemverbeteraar of een mengsel hiervan. Vul het plantgat tot ongeveer tweederde met dit mengsel. Zet de kluit van de boom erop. Deze steekt dan een stuk boven het maaiveld uit. Gebruik de rest van het grondmengsel om de kluit aan te aarden; dat resulteert dan in een “terpje” tegen de stam.
Wat flinkere bomen hebben nu boompalen nodig, want zij hebben weinig of geen houvast aan de grond. De palen hoeven niet perse heel lang te zijn en ook niet verduurzaamd, want als zij na 2 of 3 jaar verrot zijn, staat de boom vast op eigen wortels. Deze traditionele plantmethode voorkomt dat de boom slecht of niet aanslaat. De oorzaak daarvan is immers vaak zuurstofgebrek bij de wortels, door minder goed ontwaterende plantgaten of te diep planten.
De grond is het fundament van de tuin!
Voor het succesvol aanplanten van tuinplanten is het natuurlijk van groot belang dat de grond waarin de planten moeten groeien van goede kwaliteit is. Soms zijn problemen met de grond eenvoudig te zien, denk dan bijvoorbeeld aan een slechte afwatering waardoor er plassen blijven staan, vaker helaas niet. Pas als de planten die erin moeten groeien staan te zieltogen realiseren we ons dat er met de grond iets mis is.
Bij twijfel over de kwaliteit van de bodem is het daarom altijd verstandig om de grond even te laten onderzoeken. Er zijn verschillende bedrijfslaboratoria die dit soort bodemonderzoek kunnen uitvoeren. Maar ook kunnen we op een eenvoudige manier zelf aan bodemverbetering doen.
-Plantgat verbetering. Volg de instructies voor het planten van bomen en gebruik bij voorkeur tuinaarde met RAG keur of tuinturf met RHP keur, eigen bladcompost of een bodemverbeteraar zoals Vivimus.
-Bezanding. Vaak zeer zinvol bij vaste of erg natte grond. Gebruik wel schoon rivierzand, liefst met het RHP keurmerk. Ook lavakorrels voor vijverfilters zijn zeer geschikt voor dit doel.
-Het toepassen van micro-organismen. De positieve schimmels en bacteriën stimuleren een gezond bodemleven. Hiervoor zijn de Effectieve Micro-organismen van Agriton geschikt, maar ook in de bodemverbeteraars van merken als DCM (Vivimus) en Ecostyle (Terra fertiel) zit een actief bodemleven. Een andere mogelijkheid is het toevoegen van mycorrhiza schimmels in combinatie met chitosan.
-Het gebruik van organische meststoffen. Er zijn uitstekende organische meststoffen te koop in een handige korrelvorm. Gedroogde koemestkorrels of kunstmest raden we echter af.
-Verontreiniging. Helaas zijn sommige gronden, zeker in oude binnensteden of in nieuwbouwwijken, ook echt vervuild. Voor het binden van verontreinigingen kan zeoliet worden toegepast.
Bomen
Bomen planten: hoe doe je dat?
Maak een plantgat dat tweemaal zo breed en zo diep is als de kluit van de boom. Meng de grond die uit het plantgat komt met een humusrijke aarde, zoals compost, onbemeste veenaarde, tuinturf of een mengsel hiervan. Vul het plantgat tot ongeveer tweederde met dit mengsel. Zet de kluit van de boom erop. Deze steekt dan een stuk boven het maaiveld uit. Gebruik de rest van het grondmengsel om de kluit aan te aarden; dat resulteert dan in een “terpje” tegen de stam.
Wat flinkere bomen hebben nu boompalen nodig, want zij hebben weinig of geen houvast aan de grond. De palen hoeven niet perse heel lang te zijn en ook niet verduurzaamd, want als zij na 2 of 3 jaar verrot zijn, staat de boom vast op eigen wortels. Deze traditionele plantmethode voorkomt dat de boom slecht of niet aanslaat. De oorzaak daarvan is zuurstofgebrek bij de wortels, door minder goed ontwaterende plantgaten of te diep planten.
De grond is het fundament van de tuin!
Voor het succesvol aanplanten van tuinplanten is het natuurlijk van groot belang dat de grond waarin de planten moeten groeien van goede kwaliteit is. Soms zijn problemen met de grond eenvoudig te zien, denk dan bijvoorbeeld aan een slechte afwatering waardoor er plassen blijven staan, vaker helaas niet. Pas als de planten die erin moeten groeien staan te zieltogen realiseren we ons dat er met de grond iets mis is.
Bij twijfel over de kwaliteit van de bodem is het daarom altijd verstandig om de grond even te laten onderzoeken. Er zijn verschillende bedrijfslaboratoria die dit soort bodemonderzoek kunnen uitvoeren. Maar ook kunnen we op een eenvoudige manier zelf aan bodemverbetering doen.
-Plantgat verbetering. Volg de bovenstaande instructies en gebruik bij voorkeur tuinaarde met RAG keur of tuinturf met RHP keur.
-Bezanding. Vaak zeer zinvol bij vaste of erg natte grond. Gebruik wel schoon rivierzand, liefst met het RHP keurmerk. Ook lavakorrels voor vijverfilters zijn zeer geschikt voor dit doel.
-Het toepassen van micro-organismen. De positieve schimmels en bacteriën stimuleren een gezond bodemleven. Hiervoor zijn E.M. van Agriton geschikt.
-Het gebruik van organische meststoffen. Er zijn uitstekende organische meststoffen te koop in een handige korrelvorm.
Buxus
Verzorging
Wij hadden al een zwak voor Buxus toen deze bekende plant nog helemaal uit de mode was en zullen dat waarschijnlijk ook nog hebben als ze weer uit het modebeeld verdwijnt. Want zo gaat dat met planten, ze komen en gaan in tuinen.
Haag
Buxus wordt vooral gezien als haagplant en dat is natuurlijk niet geheel ten onrechte. Het is een plant die traditioneel als haag- en vormplant wordt toegepast. Al in de baroktuinen was het de vormgever van de strakke geometrische stijlfiguren. De modernere variant daarvan heeft vanaf het eind van de vorige eeuw de Nederlandse tuinen veroverd, geen tuin meer zonder Buxus haagje leek toen het adagium. Nu laat Buxus zich ook gemakkelijk snoeien, zelf doen we het niet vaker dan tweemaal per jaar, de eerste keer in maart en dan in de zomer nog een tweede maal. Snoei bij voorkeur met wat droger weer.
Vormfiguren
Een andere bekende toepassing is het planten van bollen, kegels of pyramiden. Zelfs allerlei fantasievormen worden uit Buxus gekweekt. Deze vormsnoei heeft een lange traditie. Maar zoals altijd zijn er ook wat eigentijdsere vertalingen van de traditionele waarden. Denk bijvoorbeeld aan de wolkenfiguren die worden gemaakt uit groepen Buxus. Leuk als contrast met elegante planten als siergrassen. Nu kunnen we het ons ook gemakkelijker maken, er zijn bijvoorbeeld Buxus sempervirens cultivars die geheel vanzelf in een bolletje groeien, of juist zonder enige hulp van buitenaf een smal zuiltje willen worden. Soortkeuze is derhalve belangrijk.
Standplaats en grondsoort
Buxus kan in de zon, maar ook prima in de schaduw groeien. Het is van nature een bosplant die zelfs vrij diepe schaduw goed verdraagt. Wel is het een tamelijk hongerige plant, flink mesten is belangrijk. Dat kan prima met een oude stalmest of een andere goede organische meststof. We hebben nog nooit een voorkeur voor een specifieke grondsoort kunnen ontdekken, zand of klei, veen of löss, het is hem allemaal even lief.
Ziekte
Helaas wordt Buxus de laatste tijd geplaagd door een vervelende agressieve schimmelziekte. Hoewel de schimmel te bestrijden valt met een schimmelwerend middel is dit natuurlijk niet ideaal. Beter is het de natuurlijk weerbaarheid van de planten te verbeteren door het gebruik van Effectieve Micro-organismen en door te zorgen voor een optimale voedingstoestand. Ook is het belangrijk bij een beginnende aantasting direct in te grijpen. Snoei de zieke takken weg. Vergeet daarna niet de snoeischaar met kokend water te ontsmetten, anders kan je bij een volgende snoeibeurt de aantasting verder verspreiden. Als de aantasting te laat wordt ontdekt, bijvoorbeeld als er al grote stukken van de haag dood zijn, kan het verstandig zijn de strijd direct op te geven. Het is dan vrijwel onmogelijk om de aantasting nog goed onder de knie te krijgen, hoe vervelend we dat ook vinden.
Een andere kwaal is de Buxusmot.
De enige biologische bestrijdingsmethode die effectief lijkt is een bespuiting met Xentari, een schimmeltje dat giftig is voor de rups. De biologische meststof Organic Plant Feed geeft vervolgens je Buxus weer een groei impuls en maakt hem minder aantrekkelijk voor nieuwe rupsen.
Mocht dit alles te laat komen dan is Ilex crenata vaak een goede vervanger, vermits de grond niet te nat is in de winter. Anders kunt u ook kiezen voor Lonicera nitida of Osmanthus burkwoodii.
Camellia
Verzorging
Winterhardheid
Het plantengeslacht Camellia kent letterlijk tienduizenden verschillende soorten en cultivars. Vooral van de Japanse Camellia zijn erg veel cultuurvormen geselecteerd. Lang niet alle soorten zijn echter voldoende winterhard, maar de Camellia’s die wij aanbieden zijn uitgebreid getest onder Nederlandse omstandigheden en wel tegen onze winters bestand. Alleen de echte thee, Camellia sinensis is een twijfelgeval, die heeft eigenlijk liever een wat milder klimaat.
Standplaats en grondsoort
Camellia is in de natuur een plant van de bosrand, prefereert dus ook dat soort omstandigheden bij u in de tuin. Dus liever niet de gehele dag in de volle zon en bij voorkeur humusrijke grond. De Ph, of de zuurgraad, mag bij voorkeur niet hoger zijn dan 5, dat is behoorlijk zuur. Zure grond is bijvoorbeeld zure zandgrond of zwarte veenaarde. Heeft u dat niet van nature dan kunt u met Vivimus voor zuurminnende planten of een eigen bladcompost de grond zuurder maken. De eisen die de plant aan de bodem stelt zijn sterk vergelijkbaar met de Rhododendron. Staat de Camellia niet naar haar zin, bijvoorbeeld in kalkrijke kleigrond in de volle zon, gaat ze natuurlijk niet direct dood, maar de bladeren worden geel, de plant wordt gevoelig voor schildluis en de groei komt vrijwel tot stilstand. De plant wordt kort samengevat, een beetje zielig.
Bloei
Van de herfstbloeiende cultivars en de Camellia’s die in de vroege winter bloeien kunnen de bloemen tijdens de bloei soms gemakkelijk bevriezen. Hier lijdt de plant niet onder, maar de lol is er dan wel vanaf. Vaak echter gaan ze simpelweg weer door moet bloeien als het weer een weekje dooit. Het is zinvol om de planten zo te zetten in de tuin dat ze pas in de middag zon krijgen, u zult merken dat de bloemen de vorst dan beter doorstaan.
De bloemen van de voorjaarsbloeiende Camellia japonica kunnen natuurlijk bij een late nachtvorst ook bevriezen, maar het is zeldzaam als alle bloemen verloren gaan. Vrijwel altijd ben je alleen de bloemen kwijt die op dat moment al open zijn en komen een paar dagen na de vorst alweer nieuwe bloemknoppen open.
Geur
Als u van geurende bloemen houdt zijn de herfstbloeiende cultivars een aanrader. Met name de selecties van de Japanse soort Camellia sasanqua kunnen lekker geuren.
Cornus
Kornoelje is de Nederlandse naam van dit buitengewoon gevarieerde plantengeslacht. Er zijn overigens vrijwel geen inheemse soorten, de meerderheid komt uit verre oorden.
Bloei
Het grootste onderscheid tussen de diverse Cornus soorten zit voor de gebruiker toch wel in de bloemvorm. Het gele pluizige bloemetje van Cornus mas lijkt natuurlijk bij oppervlakkige beschouwing in niets op dat van de grootbloemige soorten als bijvoorbeeld Cornus kousa. Botanisch wat meer onderlegde plantenliefhebbers zullen ons er natuurlijk op wijzen dat de “bloembladen” van die laatste soort helemaal geen bloembladen zijn, maar als het gemiddelde insect er maar intuint is het voor de Cornus kousa goed genoeg.Voor de keuze van de juiste soort is het belangrijk te bedenken wat voor type bloem je wilt en in welke tijd van het jaar de plant moet bloeien.
Standplaats en grondsoort
Bij een plantengeslacht dat zo divers is als Cornus, ligt het niet voor de hand als ze allemaal dezelfde standplaatsomstandigheden eisen. Ga er echter wel vanuit dat alle grootbloemige soorten bosrandplanten zijn die een voedsel- en humusrijke bodem die goed gedraineerd is op prijs stellen. Op erg arme zandgrond kan de groei achterblijven en op hele vaste grond kan de zuurstof en waterhuishouding een remmende factor zijn. Cornus controversa en Cornus alternifolia zijn de soorten die hier misschien wel het minst goed tegen kunnen. De inheemse voorjaarskornoelje Cornus mas en de witte kornoelje, Cornus alba en zijn verwanten zijn veel toleranter.
Snoei
De groep winterkornoeljes, zoals Cornus sanguinea “Midwinter Fire” of Cornus alba “Siberica” wordt vooral ook aangeplant om de mooie wintertakken. Een twee of driejaarlijkse stevige snoeibeurt zorgt ervoor dat de kleur op de takken helder blijft. Snoei ze gerust diep terug, tot zo’n 30 centimeter boven de grond, vergelijkbaar met de snoei van rozenstruiken. Doe dat natuurlijk wel pas in maart, anders mis je de hele winter die mooie takken. De grootbloemige soorten verdragen snoei minder opgewekt. Daar moet snoei vooral worden ingezet als de plant echt te groot dreigt te worden. Dat kan het beste tijdens de winterrust gebeuren.
Ziektes en plagen
Gelukkig is Cornus een behoorlijk ziektevrij plantengeslacht. Door goed te letten op een goed doorlatende en humusrijke grond krijgen zelfs de wispelturigste van de kornoeljes vrijwel nooit een serieuze kwaal. Op sterk verdichte grond kan Cornus controversa het overigens wel moeilijk hebben. Cornus florida is wat gevoelig voor meeldauw, een op zich onschuldig maar storend bladschimmeltje. Zorg ervoor dat de plant ademruimte heeft, teveel ingebouwd staan tussen andere planten zorgt ervoor dat hij met vochtig blad de nacht ingaat, ideaal voor meeldauw. Om diezelfde reden nooit ’s avonds sproeien, daar hebben wel meer planten een hekel aan, niet alleen de Cornus florida.
Grond
Het fundament van de tuin
Het fundament.
Iedereen die een huis laat bouwen weet dat het verstandig is te beginnen met een stevig fundament. Voor een tuin is dat hetzelfde. De grond waarin de planten moeten groeien is het fundament van de tuin.
Bodemeisen van de plant.
Niet alle planten worden blij van dezelfde voedingsbodem, er zijn planten die van een beetje zuur houden, planten die het beste groeien op arme zandgrond en planten die het liefst in de stevige klei staan. Nu kunnen we het niet alle planten individueel naar de zin maken, dus kan het verstandig zijn om planten met specifieke bodemeisen, zoals bijvoorbeeld de Rhododendron, te groeperen.
Nu moeten we individualiteit van planten ook niet overdrijven, vrijwel alle planten kunnen vooruit met een humusrijke goed drainerende grond met een zuurgraad van rond de 5. Maar wat is dat dan? Is dat de ‘prima bemeste tuinaarde’ die ons wordt aangeraden door de stratenmaker hovenier? Soms wel, maar helaas vaak ook niet.
RAG grond.
Om zeker te zijn van een goede aanvulgrond kunnen we ons het beste richten tot RAG gecertificeerde leveranciers van grond. Die weten van hun grond de exacte zuurgraad, de maximale hoeveelheid krimp, het organisch stofgehalte en kunnen ons echt beloven dat de grond vrij is van ziektekiemen, onkruidzaden en vervuilingen. Dat kost vanzelfsprekend ietsje meer, maar een goed fundament voorkomt dat het gebouw instort.
Aanslaan van de beplanting.
Er speelt voor ons als kweker ook een stukje eigenbelang mee. Uit ervaring, opgedaan met het ontwerpen en aanleggen van tuinen, weten we dat de planten veel beter aanslaan en functioneren als er zorg is besteed aan de bodem. In de praktijk kan in bijna 90% van de gevallen het niet of slecht functioneren van een plant geweten worden aan de grond waarin ze moeten groeien. Daar kennen we helaas trieste voorbeelden van. Dus als u ons, en de planten, een plezier wilt doen, ga dan zorgvuldig om met het grondwerk om en laat u niet grond uit bodemsaneringen gemengd met schonere grond aansmeren als ‘prima bemeste tuinaarde’. Heeft u twijfel over de grond in uw tuin, BLGG Agroxpertus in Oosterbeek en andere laboratoria gespecialiseerd in bodemonderzoek, kunnen de grond onderzoeken en gerichte adviezen geven over bemesting. Zelf zijn wij een voorstander van het gebruik van organische meststoffen en mico-organismen. Hoe natuurlijker hoe beter, wat ons betreft.
Plantgaten voorbereiden.
Onder het kopje Bomen staan de aanwijzingen hoe u het beste een plantgat voorbereidt.
Grond
Het fundament van de tuin
Het fundament.
Iedereen die een huis laat bouwen weet dat het verstandig is te beginnen met een stevig fundament. Voor een tuin is dat hetzelfde. De grond waarin de planten moeten groeien is het fundament van de tuin.
Bodemeisen van de plant.
Niet alle planten worden blij van dezelfde voedingsbodem, er zijn planten die van een beetje zuur houden, planten die het beste groeien op arme zandgrond en planten die het liefst in de stevige klei staan. Nu kunnen we het niet alle planten individueel naar de zin maken, dus kan het verstandig zijn om planten met specifieke bodemeisen, zoals bijvoorbeeld de Rhododendron, te groeperen.
Nu moeten we individualiteit van planten ook niet overdrijven, vrijwel alle planten kunnen vooruit met een humusrijke goed drainerende grond met een zuurgraad van rond de 5. Maar wat is dat dan? Is dat de ‘prima bemeste tuinaarde’ die ons wordt aangeraden door de stratenmaker hovenier? Soms wel, maar helaas vaak ook niet.
RAG grond.
Om zeker te zijn van een goede aanvulgrond kunnen we ons het beste richten tot RAG gecertificeerde leveranciers van grond. Die weten van hun grond de exacte zuurgraad, de maximale hoeveelheid krimp, het organisch stofgehalte en kunnen ons echt beloven dat de grond vrij is van ziektekiemen, onkruidzaden en vervuilingen. Dat kost vanzelfsprekend ietsje meer, maar een goed fundament voorkomt dat het gebouw instort.
Aanslaan van de beplanting.
Er speelt voor ons als kweker ook een stukje eigenbelang mee. Uit ervaring, opgedaan met het ontwerpen en aanleggen van tuinen, weten we dat de planten veel beter aanslaan en functioneren als er zorg is besteed aan de bodem. In de praktijk kan in bijna 90% van de gevallen het niet of slecht functioneren van een plant geweten worden aan de grond waarin ze moeten groeien. Daar kennen we helaas trieste voorbeelden van…
Dus als u ons, en de planten, een plezier wilt doen, ga dan zorgvuldig om met het grondwerk om en laat u niet grond uit bodemsaneringen gemengd met schonere grond aansmeren als ‘prima bemeste tuinaarde’. Heeft u twijfel over de grond in uw tuin, BLGG Agroxpertus in Oosterbeek en andere laboratoria gespecialiseerd in bodemonderzoek, kunnen de grond onderzoeken en gerichte adviezen geven over bemesting. Zelf zijn wij een voorstander van het gebruik van organische meststoffen, Mycorrhiza schimmels in combinatie met Chitsan, of Effectieve Micro-organismen. Hoe natuurlijker hoe beter, wat ons betreft.
Plantgaten voorbereiden.
Onder het kopje Bomen staan de aanwijzingen hoe u het beste een plantgat voorbereidt.
Hydrangea
snoei:
De hortensia, Hydrangea macrophylla, kan, direct na de winter in begin maart, op verschillende manieren gesnoeid worden. Twee methoden zijn gangbaar;
-stevige snoei om de drie tot vijf jaar, tot op twee of drie ogen van de grond, alle takken, met als resultaat in het eerste jaar na de snoei, flinke groei maar weinig bloei, daarna twee tot vier jaar rijke bloei en mooie volle planten.
-elk jaar snoei tot op twee of drie ogen van de grond, maar elk jaar slechts de helft van de takken, alleen die takken die het jaar daarvoor niet gesnoeid zijn, met als resultaat alle jaren een gelijkmatige maar iets minder uitbundige bloei en wat opener struiken.
De pluimhortensia, Hydrangea paniculata, kan wel ieder jaar gesnoeid worden zonder de bloei te verminderen, de soort bloeit betrouwbaar op het éénjarige hout, net als overigens de Hydrangea arborescens. Niet snoeien kan natuurlijk ook, het aantal bloemen wordt dan talrijker maar de afzonderlijke bloemen wat kleiner. Dit kan voor de Hydrangea arborescens ‘Annabelle’ overigens een voordeel zijn.
De overige Hydrangea soorten behoeven geen snoei of stellen het zelfs helemaal niet op prijs.
bloei:
De bloemkleur van de hortensia, Hydrangea macrophylla, wordt sterk beïnvloed door de grondsoort. De vuistregel is: zure grond neigt naar blauw, basische grond neigt naar roze. Het gaat echter niet alleen om de zuurgraad of pH van de grond. De aanwezigheid van opneembare aluminium is belangrijker. Op zure grond zal dit element makkelijker door de plant worden opgenomen dan op kalkhoudende, maar het moet natuurlijk wel aanwezig zijn! Wilt U blauwe hortensia’s geef dan aluin, maar let wel, bevat de grond veel kalk dan kan dit soms weinig resultaat geven. Wilt U roze of rode hortensia’s maak de grond dan minder zuur door kalk te geven en géén aluin.
Wit-bloeiende hortensia’s veranderen niet van kleur door de grondsoort. Wel kunnen ze, net als alle hortensia’s doorkleuren naar een veelal rode herfstkleur; in de zon geplant gaat dit proces veel sneller dan in de schaduw.
Laat de uitgebloeide bloemen bij voorkeur aan de plant, ze beschermen de bloemknoppen in het volgende voorjaar tegen de nachtvorst en kunnen zo meehelpen aan een rijkere bloei.
Hydrangea is in het algemeen een zeer gemakkelijke ziektevrije plant, alleen is het een dorstige plant, zet een Hydrangea nooit op een te droge en zonnige standplaats. Zon kan alleen als de plant voldoende vocht tot zijn beschikking heeft.
Hulst / Ilex
Verzorging
Bij hulst is het moeilijk om niet direct een kerstgevoel te krijgen. Toch zijn de gebruiksmogelijkheden in dit plantengeslacht zo groot dat het zinvol is om verder te kijken dan de eerste associatie.
Haag
Bij het gebruik van Ilex als haag is het van belang om tevoren te bedenken wat voor formaat en vorm haag we willen. Een hoge haag vraagt om heel andere soorten dan een laag blokhaagje. Ook de kleur van de haag kan behoorlijk bepalend zijn, vanzelfsprekend zijn er veel bontbladige soorten, maar ook zijn er meer tinten groen dan je denkt.
Zelf hebben we de laatste jaren veel gewerkt met gemengde hagen van Ilex aquifolium en Ilex x alteclarensis cultivars, al was het maar omdat gemengde hagen door de subtiele groenschakeringen minder streng zijn dan éénvormige hagen. De kleinblijvende en ongedoornde Japanse hulst Ilex crenata kan als vervanger worden gebruikt voor Buxus haagjes.
Bes
Ilex is in principe een tweehuizige plant, dat houdt in dat er mannelijke en vrouwelijke planten bestaan. Om vruchten te krijgen heb je vanzelfsprekend mannelijke en vrouwelijke planten nodig. Nu kan een beetje een ijverige mannelijke hulst overigens best veel vrouwtjes van bessen voorzien. Er zijn ook enkele hermafrodiete hulsten, planten die zowel mannelijk als vrouwelijk bloeien, maar dat zijn slechts uitzonderingen. Hoewel de vrouwelijke planten natuurlijk opvallen door de mooie vruchten, hebben de mannelijke planten vaak weer opvallender blad. Zo is het gelukkig eerlijk verdeeld.
Snoei
Als hulst ergens goed tegen kan, dan is het snoei. Het is een van de weinige planten die het verdraagt als de plant tot de stam kaal gesnoeid wordt, ze loopt gewoon weer uit. Nu hoeft het natuurlijk niet zo rigoreus, maar het geeft maar aan dat je niet bang hoeft te zijn om de schaar er eens flink in te zetten. Stevige snoei kan je het beste in de winter uitvoeren, lichte snoei hartje zomer.
Ziekten en plagen
Ziekte komt eigenlijk bij hulst niet voor, plaagdiertjes wel. Met name schildluis kan vervelend zijn. We hebben gemerkt dat schildluis vooral actief is op planten op zeer rijke en voedzame grond. Grond waarop de hulst weliswaar uitstekend groeit, maar wel erg mals en sappig is en dus aantrekkelijk voor luizen. Op wat schralere zandgrond of stevige klei valt het met de luizen vaak wel mee. Mocht er toch een vervelende aantasting ontstaan zijn er milieuvriendelijke middeltjes, bijvoorbeeld van Ecostyle, die de plaag onderdrukken. Op de uitwerpselen van de luizen groeit overigens vaak een schimmeltje dat luistert naar de naam roetdauw. Dit ziet er uit als een plakkerige dofzwarte aanslag op het blad. Zijn de luizen weg verdwijnt de roetdauw ook weer.
Klimplanten
Onderweg naar de top!
Klimplanten zijn er in soorten en maten, maar het belangrijkste verschil zit in de manier van klimmen. Sommige soorten hechten zichzelf aan de muur die ze begroeien, andere kunnen zich alleen ergens omheen slingeren.
Zelfhechtend:
Voor het begroeien van gevels zijn de zelfhechtende klimplanten als Hedera (klimop) en Parthenocissus (wilde wingerd) of Hydrangea (klimhortensia) zeer geschikt. Het is overigens een fabeltje dat deze planten de muur aantasten. Ze onttrekken wel vocht aan de muur. Nu kunnen de zuignapjes van de wilde wingerd wel irritant zijn op je schilderwerk, probeer ze daarom bij je kozijnen weg te houden.
Slingerplanten:
Veel andere klimplanten zouden we beter slingerplanten kunnen noemen. Die zijn pas gelukkig als ze zich om een tak omhoog kunnen slingeren. Desnoods nemen ze genoegen met een rekje of met gaas.
Wintergroen:
De bekendste wintergroene klimplant is natuurlijk de Hedera, hiervan zijn veel verschillende tuinvormen met allerlei bladvormen en kleuren. Maar er zijn ook wintergroene klimhortensia’s. Dit zijn rustig groeiende klimmers die wel een beschut plekje wensen. Wintergroene slingerplanten zijn er wat meer, maar nog niet echt veel. Natuurlijk zijn er de bladhoudende Lonicera soorten (kamperfoelie), enkele Clematis selecties, maar ook onbekendere grootheden als de Kadsura of de Stauntonia.
Clematis:
Clematis is een buitengewoon gevarieerd plantengeslacht, er zijn er letterlijk honderden. Hoe verschillend ook, toch hebben ze een paar dingen gemeenschappelijk. Ze houden allemaal van koele voeten en ze groeien het beste als ze zich aan een struik of boom vast kunnen houden. Dus plant ze bij voorkeur aan de schaduwzijde van de boom of struik. Dan groeit hij door de plant heen naar het licht en houdt zich onderweg vast.Kan je de Clematis niet met zijn voeten in de schaduw planten, maak dan een diep plantgat en begraaf de Clematis gerust een beetje.
Wisteria:
Wisteria (blauwe regen) is er in verschillende kleuren, niet alleen blauw, maar ook wit of roze. Plant altijd een geënte plant, die biedt immers bloeigarantie, een heel goedkoop gezaaid exemplaar kan wel 25 jaar nodig hebben voor het eerste bloemetje.
Magnolia
De tulpenboom of beverboom. De eerste Nederlandse naam laat weinig te raden over, de tweede is al iets geheimzinniger.
Bloei
Magnolia wordt bijna altijd aangeplant als bloesemboom. Dat is natuurlijk niet ten onrechte, het kan een behoorlijk spektakel zijn een bloeiende Magnolia. Maar het is wel kwetsbaar, een flinke storm, een harde late nachtvorst en het is weer voorbij. Nu kan het daarom zinvol zijn voor een later bloeiende soort te kiezen, in de hoop dat het weer dan alweer iets milder is, of voor een soort die doorbloeit.
Echt laat bloeiende soorten heb je overigens ook, maar hou er dan wel rekening mee dat er dan ook blad aan de bomen zit en de bloemen dan minder opvallen. Bekende soorten zijn Magnolia sieboldii met prachtige knikkende bloemen of de tot een flinke boom uitgroeiende Magnolia ‘Yellow Bird’ die diepgele bloemen heeft.
Standplaats en grondsoort
Een standplaats wat beschut voor de wind is aan te raden. De bloemen kunnen immers door koude harde voorjaarswinden gemakkelijk beschadigen. Ook de wintergroene soorten staan liever beschut tegen koude oostenwind. Wat betreft de grond zijn Magnolia’s niet al te kieskeurig. Ze hebben geen erg uitgesproken voorkeur, maar wel houden ze van een goed doorlatende en niet overdreven natte bodem. Bij erg dichte grond kan bezanding met schoon grof rivierzand of het toevoegen van extra humus een goed idee zijn. Humus kan worden gegeven in de vorm van een bodemverbeteraar als Vivimus van DCM of Terra Fertiel van Ecostyle, maar natuurlijk ook van zelfgemaakte compost.
Snoei
Verrassend genoeg kunnen Magnolia’s behoorlijk goed tegen stevige snoei. Dat kan wel eens praktisch zijn, want veel soorten willen flinke struiken of zelfs middelgrote bomen worden. Snoeien doe je bij voorkeur in de winter als de sapstroom van de plant vrijwel stilstaat of middenin de zomer als de wonden zich weer snel kunnen sluiten.
Boom
Bij het planten van een Magnolia boom is het volgen van de aanwijzingen voor het planten van bomen belangrijk. Het gebruik van boompalen is sterk aan te raden, de wortels van Magnolia zijn erg zacht en vlezig en kunnen gemakkelijk beschadigen als de boom niet goed gestabiliseerd is.
Ziektes en plagen
In Magnolia komen eigenlijk nauwelijks ziektes en plagen voor, wat dat betreft zou je bijna kunnen zeggen dat het de ideale plant is voor beginners.
Planten in potten en plantenbakken
Eenjarige planten of lange termijn?
Op balkons, terrassen maar ook zomaar in de tuin kan een plant in een pot de boel enorm verfraaien. Maar welke planten zijn dan geschikt voor in potten of plantenbakken. Moeten we ons beperken tot de vlijtige Liesjes en de petunia’s waarop onze oma het patent leek te hebben, of kunnen we ook meer op de lange termijn tuinieren in potten?
Als we het ons makkelijk willen maken is het voorbeeld van oma navolgen niet verkeerd. Gelukkig is er tegenwoordig ook in de eenjarige planten buitengewoon veel leuks te vinden. Een gespecialiseerd bedrijf als Morning Glory in Aalsmeer verrast elk jaar weer met leuke nieuwe vondsten. Ik ben daar dan ook al jaren trouwe klant.
Maar gelukkig zijn er ook een ruim scala aan planten die langjarig in potten kunnen worden gehouden. Wel zijn er enkele vuistregels om succesvol te tuinieren op balkon of terras.
Vuistregels.
-wintergroene planten kunnen in de winter gemakkelijk verdrogen.
-echte kuipplanten moeten in de winter vorstvrij bewaard worden.
-klimplanten geven veel effect met weinig ruimtegebruik.
-planten in pot moeten goed te eten en te drinken krijgen.
-zorg voor goede afwatering van de pot of bak.
-gebruik een los en luchtig potgrondmengsel en geen tuinaarde.
-gebruik alleen vorstbestendige potten en zorg ervoor dat ze naar boven taps uitlopen.
Succesvolle planten.
Zelf heb ik in mijn tuin bijna honderd planten in pot, maar het meeste succes heb ik met Japanse esdoorns, mijn oudste staat al bijna 20 jaar in dezelfde pot. Wel wordt hij elk jaar in de zomer even gesnoeid. Maar ook hortensia, Japanse azalea, Ginkgo, jeneverbes, boompioen en allerhande vasteplanten staan al jaren. Sommige planten wil ik niet eens in mijn tuin, mogen alleen maar in de pot. Bijvoorbeeld de Marokkaanse munt, die anders de hele tuin overneemt en in pot keurig op zijn plaats blijft of die geelbladige Hosta ‘Designer Jeans’ waar de slakken zo dol op zijn maar die in pot met rust wordt gelaten.
Wintergroene planten zijn altijd wat lastiger, in de winter staan ze wel te verdampen, ze hebben immers blad, maar kunnen ze, als de grond bevroren is, geen vocht opnemen. Verdroging is dan het probleem, niet eens de koude. Zet wintergroene planten als het vriest dus uit de zon, de gaat de verdamping minder snel. Klimplanten zijn op een balkon natuurlijk erg nuttig. Weinig grondoppervlak en veel effectief groen. Erg goed gaan de kamperfoelie, Akebia, en blauwe regen. Rozen zijn minder succesvol…. Maar de top is misschien wel druif, het groeit als een dolle en het geeft nog lekker fruit ook.
Ziekten en plagen.
Planten in pot zijn iets gevoeliger voor ziekten en plagen dan dezelfde planten in de tuin. De natuurlijke weerstand is lager, ze hebben immers een minder uitgebalanceerd dieet in pot dan in de tuin. Zorg voor een optimale voeding, dat kan een langzaam werkende organische meststof zijn maar ook een traag werkende kunstmest. Geef regelmatig water, bij voorkeur in de ochtend. Hou beginnende kwaaltjes in de gaten en doe er direct wat aan. Niet wachten tot de plant wegkwijnt, maar gelijk naar de dokter. Voor de meeste kwalen zijn uitstekende biologische middelen voorhanden. Het gebruik van Effectieve Micro-organismen kan enorm goed preventief werken. Voor EM zie elders op de site.
Rhodondendron
Verzorging
Rhododendrons verlangen een zure, venige of zanderige standplaats, met een hoog humusgehalte. Kalkhoudende grond is ten enen male ongeschikt. Als U op minder geschikte grond toch Rhododendrons wilt planten, zal de grond sterk aangepast en verbeterd moeten worden. Dit kan gebeuren met veel tuinturf, humusrijke zuur reagerende compost en met naaldengrond of gecomposteerde boomschors, vooral van sparren en pijnbomen. De zuurgraad moet eigenlijk niet hoger zijn dan ongeveer 4,5 tot 5. Rhododendrons mogen niet al te diep worden geplant, de plantgaten moeten ongeveer net zo diep zijn als de kluit dik is, plus 5 cm. Rhododendrons wortelen aan de oppervlakte, en daarom dient er een laagje goede grond op de wortels te zijn (en te blijven).
De winterhardheid van de verschillende Rhododendrons is zeer uiteenlopend. Vermijd plaatsen met veel tocht. Hoe groter de bladeren zijn hoe meer schaduw ze nodig hebben. Planten in de volle zon heeft alleen succes als de plant meer water kan opnemen dan hij verdampt. Op zandgronden is dat vrijwel nooit het geval, op laagveen doorgaans wel.
Na de bloei dienen de uitgebloeide bloemen uitgebroken te worden. Dit gaat gemakkelijk door de bloemtrossen te buigen. De tros breekt dan af op het kurklaagje onder de bloemtros. Met deze handelwijze ontwikkelen zich meer nieuwe groeiknoppen en uw plant verspilt geen energie aan overbodige zaadvorming.
Er moet zo weinig mogelijk gesnoeid worden, en vooral niet door dikke takken. Als uw Rhododendron te kaal is geworden, of anderszins niet mooi is, kan men beter de plant opruimen en een andere planten.
Afdekken met sparretakken en dergelijk materiaal is aan te bevelen in strenge winters. Vooral in februari kan het sterk vriezen en wintergroene Rhododendrons verdampen dan wel, maar nemen geen nieuw water op (de grond is een grote ijsklomp!).
Het is van belang goed op te letten, dat U geen taxuskevers in uw Rhododendron-aanplant heeft. Deze grijze kevers zijn nachtdieren, kunnen niet vliegen en vreten halve cirkeltjes uit de bladrand. Dit is gemakkelijk te constateren, als men het maar weet. De larven zijn echter het gevaarlijkst. Ze zitten in de grond en vreten de schors van uw planten weg, soms worden de planten helemaal ‘geringd’, waar door ze afsterven. Bestrijding is tamelijk moeilijk. Het beste middel is eigenlijk heel eenvoudig. Leg stukken ruwe plank op de grond onder uw planten. De kevers kruipen daar vaak onder omdat het aan het eind van de nacht koud wordt. Sta vroeg op en keer de planken voorzichtig om. Trap de kevers dood, die aan de plank zitten. Herhaal dit tot u geen kevers meer vangt. Dit huismiddel wordt ook in de kwekerijen toegepast.
Een tweede ziekte is een verwelkingsziekte (Phythophtora). Hieraan is weinig te doen, omdat het kwaad al geschied is wanneer men het ziet. Het is een bodemschimmel, die virulent wordt bij warm en benauwd weer gedurende langere tijd. In tuinen komt het maar zelden voor. Nachtvorst in mei kan ook schade doen, vooral de bloemen kunnen dan bevriezen. De planten herstellen zich echter vrijwel altijd.
Planten voor zure grond
Veel planten zijn erg tolerant wat betreft het type grond waarin ze moeten groeien, of het nu klei, zand of veengrond is, het maakt ze niet zoveel uit. Maar er is een groep planten die duidelijk veeleisender is. Van nature komen ze voor in veengebieden of in zure bosbodems. Grondsoorten die gekenmerkt worden door een hoog organische stofgehalte en een lage zuurgraad of pH.
Veel planten zijn erg tolerant wat betreft het type grond waarin ze moeten groeien, of het nu klei, zand of veengrond is, het maakt ze niet zoveel uit. Maar er is een groep planten die duidelijk veeleisender is. Van nature komen ze voor in veengebieden of in zure bosbodems. Grondsoorten die gekenmerkt worden door een hoog organische stofgehalte en een lage zuurgraad of pH.
Ph of zuurgraad
De zuurgraad of pH kent een beetje een merkwaardige schaalverdeling. Een pH met als waarde zeven betekent dat de grond niet zuur en niet basisch is, maar neutraal. Is de pH hoger dan zeven dan is de grond basisch, is de pH lager dan is de grond zuur. Elk punt hoger of lager is tien keer zo basisch of tien keer zo zuur. Bijvoorbeeld is de pH vier, dan is de grond honderd maal zuurder dan wanneer de pH zes is. Van nature is kleigrond meestal neutraal tot basisch, dat wil zeggen kalkrijk. Zandgrond kan alle kanten op, aan de kust is de zandgrond vaak basisch, op de Veluwe meestal zuur. Veengrond is vrijwel altijd van nature zuur, dat wil zeggen kalkarm.
Voor een eenvoudige bepaling van de zuurgraad kunt u op een tuincentrum een eenvoudig testsetje kopen, voor een uitgebreider bemestingsadvies is een onderzoek van bijvoorbeeld het BLGG in Oosterbeek of een ander laboratorium voor grondonderzoek, meer geschikt.
Plantkeuze of bodemverbetering
Als u op zure grond tuiniert kunnen alle planten die geschikt zijn voor die grond zonder probleem worden toegepast. Rhododendron, Pieris, Enkianthus, Vaccinium en Leucothoe zijn maar een paar voorbeelden van kritische gebruikers. Om de zuurminnende planten het naar de zin te maken is een pH van 4,5 tot 5 optimaal. Is de grond niet zuur genoeg kan de zuurgraad worden verlaagd met Vivimus voor zuurminnende planten, een bladcompost, veenaarde of in sommige gevallen met een verzurende stikstofmeststof zoals zwavelzure ammoniak. Als de zuurgraad boven de 5,5 is en u doet geen aanpassingen in de bodem, zult u de plantkeuze daarop af moeten stemmen en verdwijnen alle zuurminnende planten uit beeld. Het gebruik van zuur organisch materiaal is natuurlijk de mooiste manier om de pH op het gewenste niveau te brengen, we imiteren daarmee immers de zure bosbodem waarop veel van deze planten van nature groeien. Maar net als in het bos, moet er elk jaar opnieuw organische stof worden toegevoegd. In het bos valt immers ook elke herfst opnieuw blad van de bomen. Dus in plaats van het afgevallen blad af te voeren uit de tuin, hup onder de Rhododendrons ermee. Kijk wel uit voor een overdaad aan eiken- en beukenblad. Teveel hiervan kan zelfs voor Rhododendrons te erg zijn.
De zuurminnende planten die van nature in veengebieden voorkomen, denk aan kleine juweeltjes als Phylliopsis of Leiophyllum, zijn helemaal gelukkig als ze op turfblokken worden geplant.
Welke planten zijn zuurminnend?
Alle planten in de dopheidefamilie, de Ericacaea, zijn zuurminnend. Denk hierbij niet alleen aan Erica, maar ook aan Rhododendron of Pieris. Ook kan in de zoekfunctie op kenmerken, op deze site, geselecteerd worden op grondsoort. Door die eigenschap in te stellen op zure grond en vervolgens aan te vinken, komen de zuurminnende planten, die voldoen aan het door u gewenste profiel, bovenaan te staan.